Waar is Nederland op de wereldtop gebleven?

Dat is de vraag die mij al een tijdje bezig houdt. De wedervraag die je dan kunt stellen is natuurlijk: wat wordt verstaan onder ‘wereldtop’? In mijn beleving is dat presteren op een niveau waarin je op de meeste wedstrijden waar je in start hoog in de uitslagen staat en voor de ereplaatsen kunt meedoen. En dan niet op age-group niveau, maar in de Pro categorie.

In de jaren ’80 en ’90 had Nederland een behoorlijk indrukwekkend aantal atleten dat op wereldniveau presteerde op eigenlijk wel alle verschillende afstanden in de triathlon. Zowel bij de
MANNEN
als bij de vrouwen. Atleten zoals o.a. Axel Koenders, Rob Barel, Mark Koks en Thea Sybesma draaiden mee op wereldniveau. En dat is slechts een klein aantal van de atleten die destijds internationaal kon meedraaien. Bij een EK of WK was Nederland in die begin jaren van de triathlon bijna verzekerd van successen. Een aantal jaren later werd het veld al minder breed met o.a. Frank Heldoorn, Wieke Hoogzaad, Dennis Looze en Erik van der Linden, Sander en Birgit Berk als atleten die nog wat in de melk hadden te brokkelen

Met het grootste respect voor ‘onze’ atleten van dit moment zoals Bas Diederen, Erik-Simon Strijk, Danne Boterenbrood, Rachel Klamer en Edo van der Meer, maar wereldtop kunnen we hen – helaas nog – niet noemen. Op dit moment is alleen Yvonne van Vlerken degene die aanspraak kan maken op die status, en in iets mindere mate misschien nog Heleen bij de Vaate. Waarbij de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we de OD-afstand en de LD-afstand niet meer met elkaar kunnen vergelijken. De tijd is veranderd en de sport geëvolueerd. Ik heb niet de illusie dat er nog atleten zijn die zowel op de LD als de OD kunnen scoren. Maar misschien gaat de Australiër Chris McCormack het tegendeel bewijzen. Hij heeft immers in 2010 de Ironman van Hawaii gewonnen en probeert zich nu voor de Olympische Spelen van 2012 te kwalificeren.

Maar terug naar de Nederlandse atleten. Waar is het misgegaan? Hoe kan het zijn dat we van een aansprekende triathlon natie terug zijn gezakt naar een land dat nauwelijks nog mee telt in de triathlonsport als we het op internationaal niveau bekijken.

Op geen enkele afstand doen we nog echt mee. Op de kwart hebben we internationaal geen echte toppers meer. Natuurlijk, we hebben de twee ‘import’ Nederlanders Jan van Berkel (Zwitser met NL paspoort) en Lisa Mensink (Canadese atlete met een NL paspoort). Zonder deze twee atleten ook maar iets te kort te willen doen, vraag ik mij af of dit nu de gewenste situatie is. Ben je dus niet goed genoeg om in je eigen (geboorte)land geselecteerd te worden dan maar naar het ‘home country’ van één van je ouders. Controversieel standpunt? Vast, maar het is zoals ik het zie. En nemen zij eigenlijk niet de plek in van twee andere ‘geboren’ Nederlanders die nu juist dat stukje extra ondersteuning nodig hebben om misschien wel die beslissende stap te maken. Dat komen we waarschijnlijk nooit te weten. Succesvol is het tot op heden ook niet echt gebleken. Wie herinnert zich nog Tanya en Wendy de Boer (Australische meisjes met NL roots die begin van deze eeuw voor NL uitkwamen, maar na enkele jaren van het toneel verdwenen)? En ook Jan en Lisa kunnen we geen wereldtop noemen.

Op de LD afstand is het met de Nederlandse inbreng wellicht nog droeviger gesteld. De Belg Marino Vanhoenacker schreef op
3 juli voor de zesde keer op rij de Ironman van Oostenrijk op zijn naam, dit keer in een nieuw wereldrecord. Een record wat hij een week later alweer kwijt was aan de Duitser Andreas Raelert, die de tijd verbeterde in de Challenge Roth. In deze zelfde wedstrijd verbreekt de Britse Chrissie Wellington ook maar weer eens haar eigen record en finisht ook nog als vijfde (!) overall. Vanhoenacker is niet de enige Belg die goed presteert op de lange afstand. Het is alsof daar na het wereldrecord van Luc van Lierde in 1997 een heel blik atleten is opengetrokken. Met Sofie Goos, Rutger Beke, Bert Jammaer, Frederik van Lierde (geen familie van Luc), Dennis Devriendt, de Vansteelant broers en Marc Herremans (door een noodlottig trainingsongeval is hij in een rolstoel terecht gekomen en is Benny Vansteelant veel te vroeg overleden). Op een niveau lager, maar toch goed genoeg om wedstrijden van het niveau van Almere te winnen en/of hoog te eindigen had je de Belgen Dirk van Gossum en natuurlijk Gerrit Schellens en nu zijn de atleten Axel Zeebroek en Bart Aernouts in opkomst. Maar ook de andere landen om eens heen hebben wereldtoppers op de triathlon. En op alle afstanden en dat ook al gedurende langere periode. In Duitsland zelfs meer dan er op twee handen zijn te tellen, in Engeland hetzelfde verhaal.

De conclusie is zoals die is. We doen internationaal niet meer mee. Maar wat zou de oorzaak zijn? Is het iets waar aan valt te werken? Of zit het gewoon niet meer in onze genen? Zijn de omstandigheden in het buitenland zo verschillend en blijkbaar zoveel beter als bij ons dat daar wel toppers opstaan en blijven opstaan en in Nederland de put is opgedroogd? Is het een gebrek aan een toonaangevende wedstrijd die –live – op TV wordt uitgezonden zoals een Ironman, een Challenge of een Londen Triathlon (een kwart triathlon waar meer dan 7000 deelnemers aan meedoen) zodat extra aanwas van nieuwe atleten wordt gestimuleerd? Feit is dat de triathlon in Nederland zeker een impuls heeft gekregen toen eind jaren ‘80 / begin jaren ’90 de AVRO een hele uitzending rondom de triathlon van Almere op TV uitzond. Toch lijkt dit net iets te makkelijk gezocht. België heeft immers ook al jaren geen aansprekende hele triathlon meer en levert toch meer dan genoeg atleten van wereldniveau af, maar wel een Ironman 70.3 in Antwerpen met 1500 deelnemers, dus groter dan welke Nederlandse wedstrijd dan ook. Of het zou hooguit een deel van het probleem kunnen zijn? Maar één ding is zeker: in Nederland verkeren de twee grote LD en MD triathlons, de Holland Triathlon van Almere en Stein, in zwaar weer. Voor Almere geldt op dit moment dat er geen hoofdsponsor meer is, verschillende subsponsors die zijn afgehaakt en een bedroevend laag aantal inschrijvingen. Stein is bekend en moet helaas een jaar laten passeren zonder triathlon. Kortom, stimulerend is het niet. Maar aan animo voor de langere triathlons geen gebrek, want er staan genoeg Nederlanders aan de start in het buitenland. Zoals bij de Ironmans van Frankfurt, Lanzarote en Klagenfurt. Maar ook in Roth en bij de pas vorig jaar voor het eerst georganiseerde Ironman in het Duitse Regensburg. En ook op de halve afstand zijn de aantallen Nederlanders groot te noemen. Ik ken er zelfs genoeg die überhaupt alleen nog maar triathlons in het buitenland doen.

Wat doet deze atleten besluiten om één of meer wedstrijden in het buitenland te doen? Wat trekt deze atleten aan in de buitenlandse wedstrijden? De hogere inschrijfgelden kunnen het niet zijn en die schrikken in ieder geval ook niet af. Gemiddeld betaal je voor een Ironman of een Challenge LD triathlon in de omringende landen rustig € 350 – € 400 en voor een IM 70.3 ook al snel gemiddeld € 150 – € 225. Bedragen die je in Nederland niet tegenkomt. Sterker nog, ik denk dat wanneer er een triathlon-organisatie in Nederland deze bedragen zou vragen er geen kip op afkomt en de wedstrijd een storm van commentaar over zich heen zou krijgen. Ook van de atleten die wel € 190 lappen om aan de 70.3 van Antwerpen mee te doen en die wedstrijd is echt niet beter dan bijvoorbeeld een Stein. En ik durf te beweren dat een race zoals Stein met dat inschrijfgeld er ook weer een enorm feest van kan maken zonder in de financiële problemen te komen. Het scheelt nogal in het budget waar je als organisatie mee kunt werken € 79 of € 190 per deelnemer. Gaat het dan dus echt alleen om het predicaat ‘Ironman’?

Waarom doet dit ter zake? Wanneer er een grote groep Nederlanders naar het buitenland gaat om daar aan een MD of LD wedstrijden deel te nemen dan doen ze in de meeste gevallen in de twee weken ervoor en erna geen MD / LD wedstrijd meer in Nederland. En de tijdspanne waarin de meeste ‘grotere’ halve triathlons in Nederland plaatsvinden beperkt zich tot de maanden juni en begin juli (Nieuwkoop, Stein en Didam). Later in augustus is er dan nog Leiderdorp. Wedstrijden waar gemiddeld genomen op de LD afstand 200- 250 deelnemers aan de start staan. Of zoals bij de afgelopen editie van Didam 350 deelnemers, maar dan vol zitten en je niet meer kunt inschrijven. Toch waren er nog zeker 50 atleten wilde meedoen.

Is dat dan het probleem? De beperkende factor van de NTB die een maximum aantal deelnemers per startserie oplegt aan organisaties waardoor wedstrijden onvoldoende kunnen groeien? Of willen / kunnen de wedstrijden zelf niet groeien naar grotere aantallen? Is het misschien naast de NTB ook de gemiddelde gemeente die niet voldoende meewerkt en er niet gegroeid kan worden? In mijn eigen regio weet ik uit ervaring dat bij de triathlon in Weesp er 200 atleten mee kunnen doen, maar er bijna net zoveel inschrijvingen extra zijn die dus worden geweigerd of op de wachtlijst komen te staan. Voor een triathlon (1/8ste en 1/4de) van Huizen hetzelfde. 500-600 deelnemers betekent vol en geen plek meer. Maar animo genoeg voor nog eens 100 tot 150 deelnemers. Die kun je in de polder toch makkelijk kwijt zou je zeggen. Maar
3 startseries van 200 deelnemers elk is wat de NTB maximaal toestaat, maar in overleg zou op een dergelijk parcours toch meer deelnemers per serie mogelijk moeten zijn? Of zou de organisatie gewoon niet verder willen groeien? In het Duitse Wiesbaden staan bijna 3500 atleten aan de start op de halve afstand (verdeeld in verschillende startseries)! Zie je het voor je? Stein of Zandvoort met 1500 deelnemers? Zou dat niet vreselijk gaaf zijn?

Bij de Ironmans in Klagenfurt en Frankfurt en de Challenge in Roth ruim 2000 deelnemers per race. En dat afgezet tegen het hogere inschrijfgeld wordt het voor die organisaties ook wel een stuk makkelijker om de boel te organiseren. Ze komen heel snel aan hun maximaal aantal deelnemers en hebben dus direct budget tot hun beschikking. En voor deze organisaties wordt de stap naar potentiele sponsoren een stuk makkelijker omdat ze kunnen laten zien hoeveel hun marketing technische waarde richting de sponsoren kan betekenen. Bij een maximum aantal deelnemers van 300 of 350 deelnemers op een halve triathlon wordt het voor sponsoren ook een stuk minder interessant om in te investeren en blijven organisaties afhankelijk van kleinere lokale sponsoren. Datzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de lange afstand in Almere. Het hoofdnummer kent al jaren een deelnemers aantal wat omstreeks de 300 schommelt en dus wordt overschaduwd door de in het leven geroepen bijnummers zoals de Trio en de Triple Play onderdelen. Vanuit organisatorisch standpunt gezien best begrijpelijk. Het krikt immers het totaal aantal deelnemers lekker op en richting potentiele sponsoren heeft het wat meer uitstraling, maar voor de deelnemers aan de individuele afstand is het minder aantrekkelijk want die raken ondergesneeuwd. En hier is de NTB geen eventuele spelbreker want die zouden meer deelnemers alleen maar toejuichen.

Of ligt het probleem in de gehanteerde afstanden? Een blik om ons heen leert dat de meeste grotere wedstrijden in de andere landen de meest voor hand liggende afstanden hanteren. Namelijk gewoon de kwart of OD afstand bestaat uit resp. 1 km of 1,5 km zwemmen en dan 40 km fietsen en
10 km lopen. Dit zijn ook de gebruikelijke afstanden in Nederland. Op de halve afstand wordt internationaal in vrijwel elke grote wedstrijd de 1,9 – 90 – 21 gehanteerd. Logisch, want dat is nu eenmaal de helft van een hele triathlon. In Nederland echter hebben we deze afstand niet. Wel allerlei varianten zoals
2 – 80 – 20 of
3 – 80 – 20. Een veel gehoorde klacht is toch dat de
3 km zwemmen in Nieuwkoop zo vroeg in het seizoen voor velen erg lang is en dus een drempel zou kunnen zijn gezien het lage aantal deelnemers dit jaar. Natuurlijk, een excuus dat wordt gebruikt is dat er dit jaar geen NK was, maar ook met NK zijn de aantallen deelnemers al lang niet meer echt aansprekend te noemen en zeker niet in vergelijking met de aantallen die aan de start staan bij de 70.3 wedstrijden.

1,9 km zwemmen klinkt waarschijnlijk voor veel atleten een stuk aantrekkelijker dan
3 km. Zeker in die tijd van het jaar. Maar ik denk zelf ook dat het de doorstroom van atleten van de kwart naar de halve makkelijker maakt. Van 1,5 km zwemmen naar 1,9 km is slechts een kleine stap en fietsen en lopen is vaak een veel minder groot probleem. Vraag de gemiddelde recreatieve deelnemer aan een kwart hoe vaak ze afstanden in training afleggen van 70-80 km fietsen en hoe lang de gemiddelde looptraining is. Dan kom je al heel snel in de buurt van deze wedstrijdafstanden en zou de drempel dus een stuk lager kunnen zijn. Misschien zou de organisatie eens een poll op de site kunnen plaatsen? Inventariseren of de 1,9 aantrekkelijker is dan de
3 km zwemmen.

Ook Stein heeft na de omzetting in 2001 van de ‘oude’ halve triathlon naar de langere O3 afstand (4-120-30) een daling van het aantal deelnemers kunnen zien terwijl in 1998 over het hele weekend nog meer dan 1000 deelnemers aan de start stonden. Toeval? Ik denk het niet. Niet voor niets nam de organisatie dit jaar het besluit om terug te gaan naar de enige echte halve triathlon afstand en aan te sluiten bij het internationale succes op deze afstand als het om deelnemers aantallen gaat. Ik denk dat wanneer Stein gewoon was doorgegaan het deelnemersveld veel groter zou zijn geweest dan de voorgaande
5 jaren het geval was.

Of is sfeer en beleving het probleem? De eerder genoemde wedstrijden zoals de Ironman en Challenge zijn complete feesten waarbij de halve stad of het hele dorp wordt afgezet en ook wordt betrokken bij het event. Is dat de reden waarom bijvoorbeeld er jaarlijks steeds minder deelnemers geïnteresseerd lijken in deelname in Almere? En als ze besluiten toch een hele triathlon te gaan doen ze dat dan maar ergens anders gaan proberen waar de sfeer beter is of ze in ieder geval het idee is dat de sfeer elders beter gaat zijn. Almere heeft echter in het verleden ook aantallen gehad die individueel over de 1000 deelnemers grens zijn gegaan. Daarvoor moeten we weliswaar terug naar de jaren ’90 toen ook een groot deel van Almere zelf betrokken was bij het evenement. Heeft de organisatie misschien destijds niet goed erkend wat de uitstraling van het horen bij de Ironman series zou betekenen? Hoe belangrijk dit predicaat ook internationaal zou gaan worden om deelnemers te trekken? Over één punt valt niet te twisten: het voeren van het Ironman predicaat is iets dat deelnemers naar je wedstrijd trekt. Almere is de oudste hele triathlon van Europa en alle andere wedstrijden zijn daarna pas ontstaan. Frankfurt, Klagenfurt, Lanzarote allemaal Ironman wedstrijden die na Almere zijn opgericht en vrijwel vanaf de start en in ieder geval nu grote aantallen deelnemers trekken en elk jaar opnieuw sneller uitverkocht lijken te raken. Maar ook Ironman Regensburg zat in het eerste jaar – 2010 – meteen al behoorlijk gevuld qua deelnemers en mag zich dit jaar verheugen op een behoorlijke stijging. Eerlijk zeggen voor de deelnemers die naar Regensburg gaan. Zou je naar deze wedstrijd gaan als het geen Ironman was geweest, maar net als Almere een ‘gewone’ non-Ironman hele triathlon? Vast niet. Maar het zijn hoe dan ook aantallen waar Almere nu alleen nog maar van kan dromen.

Maar speelt in het onderwerp sfeer en beleving de NTB ook nog een rol? Veel organisaties hebben het al lastig of liever gezegd soms ronduit moeilijk met het vinden van sponsoren om hun triathlon georganiseerd te krijgen. Laat staan om voldoende middelen te genereren om de aankleding van hun triathlon te realiseren. Dit moet vaak uit de binnenkomende inschrijfgelden gerealiseerd worden. Is het dan wel verstandig van de NTB om 10% van het totale inschrijfgeld op te eisen? Want dat is nu het geval. De NTB eist 10% van het inschrijfgeld op en 10% van het inschrijfgeld betekent voor veel organisaties een behoorlijke hap uit het budget waarmee gewerkt moet worden. Zeker de grotere organisaties krijgen daar betrekkelijk weinig voor terug van de NTB, want dit is exclusief de juryleden en verzekeringen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat bij veel organisaties dit betekent dat er geschrapt moet worden in randvoorwaarden die juist zo belangrijk zijn voor de aankleding van de wedstrijd en vaak ook sfeer bepalend zijn. Ook het organiseren van een NK kost een organisatie een behoorlijk bedrag en is zeker niet altijd deelnemers-bevorderend, getuige het NK van dit jaar in Amsterdam met 53 (?!) deelnemers. Voor de organisatie en de NTB prestaties gezien een sof, maar de echte pijn zit bij de organisatie want die moeten hun sponsoren en gemeente maar eens uitleggen dat het ó zo belangrijke NK heel veel geld heeft gekost en maar 53 deelnemers heeft opgeleverd. Die gaan zich volgend jaar wel twee keer achter hun oren krabben voor ze besluiten weer sponsorgeld en/of subsidie ter beschikking te stellen.

Is de visie van de NTB ook niet teveel gericht op alleen maar de Olympische Spelen en daarmee de OD-triathlon? Men zou ‘voorzichtig’ kunnen beweren dat de NTB al jaren geen enkele prioriteit stelt in ontwikkeling van atleten op de langere afstanden. Al jarenlang gaan alle subsidiestromen naar de talenten op de OD-afstand met het doel de Olympische Spelen. En tot echt aansprekende resultaten heeft dat tot op heden niet geleid. Is het dan niet onverantwoord of onterecht om daarmee door te gaan? Moet dan niet geprobeerd worden om de triathlonsport via andere kanalen meer in de picture te plaatsen of mag dan niet minimaal verwacht worden dat er na zoveel jaren ook wat subsidie gaat naar ontwikkeling van talenten op de MD / LD zoals Edo van der Meer en Erik-Simon Strijk.

Of is het gewoon een simpel gebrek aan talent en inzet? Wordt de jeugd te weinig nog met sporten geconfronteerd anders dan voetbal op bijvoorbeeld TV? Is er te weinig aandacht voor ontwikkeling van sporten op scholen in een vroeger stadium? Nederland heeft in het relatief recente verleden jeugdige toppers gehad in de namen van Luc Huntjes, Ralf Zeetsen, Ralf Courage, Youri Severin, etc. Vooral de eerste drie behoorden in de jaren ‘90 echt tot Europese triathlon/duathlon top en hebben met elkaar behoorlijk wat medailles in de wacht gesleept op NK’s, EK’s en WK’s. Maar de overstap naar de senioren kon niet worden gemaakt. Was het talent te vroeg opgebrand? Te slecht begeleid? Te vroeg gestart met de maatschappelijke carrière? Of was na de moeilijke overstap naar de senioren het zo nodige heilige vuur snel gedoofd toen de resultaten wat tegenvielen? Een feit is dat de meeste grote triatleten die Nederland heeft voortgebracht ‘selfmade’ waren en bereid waren er veel, zo niet alles, voor de sport te laten. Een aardig voorbeeld hiervan is het filmpje van de Duitse atleet Jan Frodeno. (Olympisch kampioen OD 2008). Als je zijn doorsnee trainingsweek ziet, vrees ik dat zelfs de meeste lange-afstands atleten in Nederland niet eens aan zijn trainingsomvang komen, laat staan de OD-atleten. Missen de Nederlandse atleten deze ‘dedication’ of hebben ze de mogelijkheden niet om deze ‘dedication’ te geven wegens gebrek aan sponsoring en ondersteuning?

Ik weet uit eigen hand dat zelfs atleten die in Nederland goed meedraaien in de top bijna moeten ‘smeken’ om ergens van een leverancier loopschoenen ter beschikking gesteld te krijgen. Iets wat in het buitenland echt ondenkbaar is. Een aardige anekdote is dat Frank Heldoorn ooit tijdens de prijsuitreiking op Hawaii mee zat te schrijven en de Duitse atleten vroegen wat hij aan het doen was. Toen hij vertelde dat hij zijn eigen artikel voor het NTB bondsblad aan het schrijven was barstten zij in schaterlachten en verbazing uit omdat de Duitse TV een hele cameraploeg had afgevaardigd…’Dedication’ van de één en beleving van de ander?

Is het de Nederlandse nuchterheid die wellicht wel wat te nuchter is en worden er geen helden anders dan voetballers gecreëerd? Wanneer in Nederland op het gemiddelde bedrijfs-/verjaardagfeestje ter sprake komt dat je aan triathlon doet, dan wordt je bijna aangekeken of je van een andere planeet bent en in ieder geval rijp voor een bezoekje aan het Pieter Baan centrum. Maar doe dat eens in Duitsland, daar wordt je direct gerespecteerd en toont men interesse en is er bewondering. Een duidelijke andere cultuur en opvoeding. Dus misschien toch te weinig media aandacht in Nederland waardoor we blijven hangen in beelden van het voetbal, de Tour en het zwemmen. In het verlengde hiervan is het ook opvallend te noemen dat in Engeland, Duitsland, Frankrijk en ook in België varianten verkrijgbaar zijn van het toonaangevende Amerikaanse maandblad Triathlete. Soms zelfs in de betreffende landstaal en er is vaak zelfs nog ruimte voor nog één of zelfs twee grote triathlonbladen die gewoon verkrijgbaar zijn in de kiosk of boekhandel. Magazines die gemiddeld 150 pagina’s per maandelijkse uitgave tellen! Zou de NTB misschien moeten kiezen voor slechts vier uitgaven van het bondsblad per jaar? Strategisch in het seizoen geplaatst, maar dan wel met een luxere uitstraling, goed gevuld met voldoende en kwalitatief rijke inhoud en deze naast de hardloop- en fietsbladen in de schappen moeten laten leggen.

Of is er geen directe oorzaak te noemen en is het een samenloop van alle boven genoemde factoren en omstandigheden? Of heeft het hier allemaal niets mee te maken? Wat de oorzaak ook mag zijn, de grote vraag die blijft hangen is of het tij nog te keren is en zo ja: wat is er nodig om nieuwe wereldtoppers voort te brengen? Of is het slechts een fase zoals we die ook in het wielrennen ook hebben gezien en waar nu min of meer plotseling toch weer een aantal goede talenten op staan.

Dat laatste weten we pas over een jaar of tien, maar het zou toch zo mooi zijn om onze sport niet alleen in de breedte te zien groeien, maar ook in de diepte. En we in de komende jaren weer een aantal atleten te hebben die internationaal met regelmaat op de erepodia zouden kunnen staan zodat we dit soort covers weer vaker kunnen gaan zien.