Zadelhoogte

Dit is hoofdstuk 3 van 6. Lees eerst de intro, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.

Zadelhoogte

Er zijn meer dan genoeg manieren om zadelhoogte te bepalen. De ene methode is nauwkeuriger dan de ander. De ouderwetse manier is bijv. de Greg Lemond methode. Men neemt de binnenbeenlengte en vermenigvuldigt deze met .883. Is dit nauwkeurig? Nee, het geeft namelijk slechts een voorzichtige indicatie van wat de hoogte van het zadel zou kunnen zijn. Maar andere belangrijke factoren zijn bijvoorbeeld hoe je je voeten houdt tijdens het fietsen. Ben je net als Greg Lemond een zogenaamde “heel dropper”, dus fiets je met je hakken omlaag of ben je veel meer een “toe pointer” zoals een Marco Pantani. Hoe dan ook heeft de stand van je voet dus invloed op de zadelhoogte. Mijn persoonlijke voorkeur gaat daarom uit naar de meest moderne zadelhoogte bepaling namelijk die wanneer een atleet op de fiets zit en aan het fietsen is. Op de positie simulator of op zijn eigen fiets. Deze methode vereist goede software, een videosysteem,een computer en natuurlijk het belangrijkste kennis van zaken. Waarom prefereer ik deze methode over de meer traditionele methode zoals het meten van de binnenbeenlengte? Op het moment dat je fietst (de pedalen laat ronddraaien) neem je de houding aan die je het beste ligt qua voet & enkel houding. Zodra je stopt zul je ervaren dat je je enkel ontspant en je hiel naar beneden zal zakken (bij een crankstand van 6 uur) en dus de zadelhoogte theoretisch gezien aanpast. Je hiel zakt omlaag en je knie trekt wat naar achteren en je been wordt wat langer, maar zodra je weer gaat fietsen neem je weer de voor jou natuurlijke voet & enkel houding aan. Met de hierboven uitgelegde Motion Capture Software van Retul worden de metingen verricht van de houding die je hebt tijdens het fietsen. De juiste zadelhoogte bepaald niet door het meten van de binnenbeen lengte, maar door de hoek dynamisch tussen heup-knie-enkel te bepalen.

De hoek van heup-knie-enkel die als optimaal wordt gezien bij het bepalen van de juiste zadelhoogte is bij wielrenners op een racefiets ongeveer 142-145 graden. Bij het gebruik van een triathlonfiets en in combinatie met een ligstuur is dit beduidend anders namelijk 144-152 graden. Dat houdt in dat de zadelstand dus op een triathlonfiets hoger zal zijn dan van dezelfde persoon op een racefiets. Één van de redenen hiervoor is de steilere zithoek die wordt aangenomen met het gebruik van een ligstuur. Wielrenners die triathlon zijn gaan doen neigen overigens vaak naar een positie die wat lager op de schaal van 144-152 graden ligt en lopers over gestapt naar triathlon neigen naar de bovenzijde van deze schaal.

Wanneer iemand op 143 graden uitkomt, hoeft dat niet per definitie verkeerd te zijn zo lang de atleet maar een normale trapfrequentie er op na houdt van minimaal 85 rpm. Bij lagere trapfrequenties en lage zadelstanden is de kans groot op overbelasting van de patella pees. Bij zadelstanden van meer dan 152 graden word ik wel erg voorzichtig. Die kunnen snel leiden tot heup-knie-enkel hoeken die te extreem zijn. Ook al ervaart een atleet dit als aangenaam tijdens een positiebepaling, men moet niet vergeten dat spieren vermoeid raken tijdens inspanning en daardoor korter en strammer worden. Probeer maar eens na een lange duurloop of een lange fietstraining even de grond aan te raken met gestrekte hamstrings. Voor de meeste onder ons geldt dat ze blij mogen zijn wanneer ze hun enkels nog kunnen halen! Bij vrijwel iedereen zie je dat de elasticiteit enorm is afgenomen tijdens de langere trainingen en dus ook tijdens wedstrijden. Wanneer je zadelhoogte dus aan de hoge kant is loop je een behoorlijk risico op pees- en aanhechtingsklachten. Met name bij de knie-, bil- en hamstring aanhechtingen.

Ga naar hoofdstuk 4