Zeven jaar stayertriathlon: een tussenbalans

Al bijna zo lang als triathlon bestaat, is er discussie over het probleem stayeren. Ging die discussie in de eerste vijftien jaar nog alleen over de vraag hoe stayeren effectief te voorkomen en bestrijden, in de jaren naar (èn na) 1995 kwam daar een tweede discussie bij. Toen werd namelijk door de ITU besloten dat in Elite-wedstrijden stayeren toegelaten zou worden. Redenen die de ITU hiervoor had, waren dat stayeren al te vaak een smet geworpen had op diverse kampioenschappen en het met het breder worden van het topveld het nagenoeg onmogelijk werd om stayeren te bestrijden. Daarnaast was het de overtuiging van de ITU dat door stayeren toe te laten op de Olympische Afstand, deze wedstrijden spectaculairder werden voor publiek en TV, en dat daardoor de kans dat triathlon Olympisch zou worden enorm veel groter zou worden.
Dat laatste is uiteindelijk gerealiseerd, al is het altijd moeilijk, zo niet onmogelijk om te achterhalen of het toelaten van het stayeren daar mede aan ten grondslag heeft gelegen. De wegen van het IOC zijn immers ondoorgrondelijk.

Maar hoe je het ook went of keert, stayeren was èn is altijd een onderwerp dat zich leent voor pittige discussies waarbij de gemoederen soms fors kunnen oplopen.

Triathlon was – toen het begon – bedoeld als een zo puur en individueel mogelijke strijd tegen jezelf en tegen de elementen, als gevolg waarvan de beste of sterkste allround atleet vanzelf zou komen bovendrijven. In mijn ogen is dit het wezen van triathlon. Ik beschouw mijzelf niet als een verstokte puristische fanaat die vindt dat triathlon zo was, zo is en zo moet blijven. De sport heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld, en zal dat ook blijven doen. Maar wat blijft staan is de kerngedachte, zoals ik die hierboven geschetst heb. Om een vergelijk te trekken: de spelregels van voetbal, al een veel oudere sport, zijn in de loop van deze eeuw ook al meermalen gewijzigd en zijn ook nog steeds aan verandering onderhevig, maar men gaat het spel niet ineens met de handen spelen.

Het toelaten van stayeren in triathlon en duathlon heeft dit wezen van de sport naar mijn mening wel degelijk veranderd. Bij de start van stayertriathlons (bij de ITU-wedstrijd in Cancun 1995) werd al gezegd dat triathlon verworden was tot een 10 kilometer loop met een uitgebreide gezamenlijke warming-up in het water en op de fiets. Deze constatering is in mijn ogen in zeven jaar stayertriathlons geen greintje in waarde verminderd. Want wat zie je in vrijwel iedere stayertriathlon? De snelste zwemmers gaan vaak vooruit op de fiets, maar worden al snel opgeslokt door een peloton van de goede, maar net even iets minder snelle zwemmers. Dit peloton is vervolgens nauwelijks meer te achterhalen door de mindere zwemmers die de boot definitief gemist hebben. In dit peloton komt slechts vrij zelden iemand echt weg. Vervolgens komt er een pak van tig atleten tegelijk op het parc-fermee afgestormd, waarna de beste lopers in het gezelschap vervolgens vrij spel hebben om de wedstrijd te beslissen.

Natuurlijk is en blijft het zo dat de heren en dames èn snel moeten kunnen zwemmen, èn fietsen, èn lopen. Maar de loopspecialisten onder hen hebben tegenwoordig de kaarten in handen, de fietsbeesten en de waterratten zien hun specialisme sterk in waarde verminderd, zoniet teniet gedaan in het stayerpeloton.

Soms zijn er wel in een triathlon-peloton wel kleine ontsnappingen, maar van een serieuze ploegentactiek is – tot op heden althans – weinig sprake. Daarvoor is de afstand van 40 km wellicht gewoon te kort. Het verbaast mij overigens in hoge mate dat in die zeven jaar dat stayeren in topwedstrijden is toegestaan, er tot op heden nooit een tactiek is geprobeerd dat de betere fietsers één voor een proberen weg te springen en dat de rest vervolgens wacht tot een erkend hardloper het gat gaat dichtrijden. Het feit dat dergelijke tactieken in deze zeven jaar nog niet of nauwelijks zijn ontwikkeld, is in mijn ogen een duidelijke vingerwijzing dat dit er bij triathlon gewoon niet in zit. Wellicht zijn triatleten toch nog net even teveel individualist voor een dergelijk tactisch spelletje?

Naast dit punt is er nog een punt waarin een (in mijn ogen althans) belangrijk punt van de triathlonsport dat in stayerwedstrijden ‘verkwanseld’ is. In bijvoorbeeld Ironman wedstrijden strijden àlle deelnemers in dezelfde wedstrijd, onder dezelfde regels, en vaak vanaf hetzelfde startsignaal met elkaar. Professionals en recreanten staan naast elkaar, zij aan zij, aan de startlijn. In stayerwedstrijden is het alleen de triathlontop die zich met elkaar meet. De mindere goden hebben hun eigen aparte startseries, kúnnen, mógen niet eens samen met de toppers meedoen. Als ze al in ‘dezelfde’ wedstrijd (beter gezegd: op dezelfde dag op dezelfde plaats) starten, dan is het ook nog eens onder andere voorwaarden en regels, want zij mogen immers niet stayeren. Wat voor signaal geeft dat aan de goegemeente? Voor diverse deelnemers betekent het “als zij het mogen, dan ik ook!”

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat schrijver dezes het toelaten van stayeren in de triathlon- en duathlonsport bepaald niet ziet zitten. Evenmin ben ik blij met het onreglementair stayeren in gewone wedstrijden. De reden: in wedstrijden waarin het niet is toegestaan (de meeste dus) is het competitievervalsend en dus oneerlijk.
In wezen is het simpel: door te stayeren maak je gebruik van een ander. In de individuele strijd snijdt de stayeraar bij wijze van spreken de bocht af, door niet volledig op eigen kracht te fietsen maar gebruik te maken van de zuiging van een andere fietser voor hem. Omdat het reglementair verboden is, is het dus niets anders dan valsspelen. Punt. En daar mag – nee, daar moet – dan ook een stevige penalty op staan. Wat dat betreft mag de wedstrijdjury best wel wat steviger optreden. Want aan daadkracht wil het soms wel ontbreken.

Maar stayeren in wedstrijden waar dat niet mag is niet alleen competitievervalsend, het is ook pleziervergallend. Stayeraars zijn ergerniswekkend voor de eerlijke, niet-stayerende sporters die door een stayerend pelotonnetje worden ingehaald of bij wie ze wieltjeplakken. Volgens mij beseffen stayeraars niet eens dat ze daarmee iemand anders het sportplezier verminderen of ontnemen, maar dat maakt het niet minder asociaal. En het wordt hoog tijd dat deze morele vervuiling in de sport eens goed wordt aangepakt. Een sterke sociale controle is daar een probaat middel voor. Niet negeren, niet doodzwijgen, maar gewoon rechtstreeks de stayeraar aanspreken op zijn (asociale) gedrag. Dit is niet alleen een taak van de jury, maar net zo hard van collega-atleten.

Laat stayeraars weten dat hun gedrag niet gewenst is. Stayer niet, en als men dat zonodig toch wil: ga dan wielerkoersen rijden of start in wedstrijden waarin het mag. Maar doe het g.v.d. niet onder de ogen van tri- en duatleten die hun wedstrijd eerlijk en op eigen kracht willen doen. Shape up or ship out.