Gevoel en getal

Triatleten, maar ook zwemmers, fietsers en lopers lijken te leven bij de gratie van het getal. Zonder stopwatch, hartslagmeter, GPS of vermogensmeter een training doen is tegenwoordig bijna ondenkbaar. De data die wordt verzameld is enorm. Op zich is dat allemaal prima, maar als trainingen worden gereduceerd tot een database vol met cijfers, dan denk ik dat we de essentie van het sporten uit het oog verloren hebben. Ik ken de valkuil. Duimdikke logboeken heb ik volgeschreven met de waardes van de ochtendpols, afgelegde kilometers, gemiddelde snelheden, hartslaggevens, trainingsuren en geproduceerde wattages. Meten is immers weten.

Wat is de waarde van die getallen? Die kan groot zijn. Als je data hebt, dan kun je gaan analyseren. Als je kilometertijden koppelt met hartslaggegevens of wattages, dan kan je je een goed beeld vormen van je conditionele niveau, je trainingen beter leren doseren en met een realistisch schema starten aan je wedstrijd. Ik ben grootgebracht onder Herman Vrijhof, een ervaren en kundig trainer. Tijden waren erg belangrijk in die periode. Al snel leerde ik dat 48 seconden op de 200 meter 15 km/uur is, en dat dat 2.48.46 op de marathon betekent. En dat je 4.14 als kilometertijden moet lopen voor een marathon van drie uur. Dat twintig kilometer per uur 1.03.18 op de halve marathon is, en dat je met kilometers 3.20 net tekort komt voor een sub-1.10 op de halve. Dat soort rijtjes zitten nog steeds in mijn hoofd. Erg handig als je moet rekenen als je een gat te dichten hebt. Helemaal als je het tempogevoel hebt ontwikkeld om verschillende tempo’s te lopen. Ik herinner me nog een training midden jaren negentig van 20×400 met 1 minuut pauze. De langzaamste 400 was in 80-half, de snelste in 79-half. Getallen hebben dus zeker hun waarde.

Maar er is ook een keerzijde. Iedereen die al wat langer traint, weet dat de ene kilometer in 4.00 minuten niet hetzelfde voelt of doet als die andere kilometer in 4.00. Wind, regen, maar ook de vorm van de dag en periode van het seizoen maakt dat dezelfde kilometertijd op hetzelfde parcours anders kan aanvoelen op verschillende tijdstippen. Tijd zegt dus niet alles. Voor hartslaggevens geldt hetzelfde. Kou of warmte, een vermoeid of uitgerust lichaam, een training op zeeniveau of op hoogte, en nog veel meer variabelen hebben een invloed op de hartslag. De omstandigheden dien je dus te verdisconteren in het getal dat je ziet. Een voorbeeldje: pasgeleden reed ik op een dinsdag een 100 km-rit met wattage-blokjes van 350 Watt. De maximale hartslag was 148. Drie dagen later, op een vrijdag, doe ik een training met blokken van 300 Watt met een hartslag van 155. Het verschil: dinsdag was het koud en voelde ik me moe, vrijdag was het warmer en was ik uitgerust.

Getallen kunnen ook verslavend werken. Duursporters hebben vaak een meer-is-beter mentaliteit. Als je een logboek bijhoudt, dan kan het heel verleidelijk zijn er nog even een traininkje tussen te proppen om maar aan meer kilometers of uren te komen dan de vorige week. Ook ik steek m’n hand op als je me vraagt of ik dit herken. Vroeger reed ik gerust nog vijf minuten rondjes om aan een rond kilometergetal te komen. Het heeft geen enkel trainingseffect, maar ik moest en zou die honderd kilometer op de teller hebben. Gemiddelde snelheden waren mijn tweede obsessie: hoe hoger het gemiddelde, hoe beter ik had getraind. Dacht ik. In die tijd heb ik de eigenaardige gewoonte ontwikkeld om zonder te remmen door de drukste dorpskernen te rijden, desnoods over het trottoir of middenop de weg, dwars door het verkeer. Om het gemiddelde maar niet te laten zakken.

Dat ik niet de enige ben die zijn training door meetapparatuur laat beïnvloeden, blijkt uit het verhaal dat mij door Ken Glah persoonlijk is verteld. Glah, goed voor tien Hawaii top-10 finishes, woont als een van de weinig Ironman-toppers in het oosten van Amerika, in Pennsylvania. Eind jaren tachtig kwamen de eerste Polar-hartslagmeters met geheugen op de markt. Dat was het tijdperk dat de computertechnologie nog in de kinderschoenen stond. Het geheugen van de Polar kon tot maximaal 8 uur 20 min gegevens opslaan. Ken schafte zich een Polar aan. Nu had de Beast from the East toevallig een fietsrondje van 170 mijl, zo’n 270 kilometer, dat hij twee keer in de week reed in voorbereiding op zijn Ironmans. Goed voor de basis. Na aanschaf van de Polar is hij gaan rekenen. Hij kon zich tijdens deze training twee maal tien minuten rust permitteren om eten en drinken in te slaan voor de broodnodige calorieën, zodat hij exact acht uur de tijd had om de 270 kilometer weg te malen. Dat betekende een gemiddelde van krap 34km/uur. Dat was dus flink doorrijden. Dankzij het beperkte geheugen van de Polar.

Interessant is dat veel atleten de invloed van het getal op de psyche erkennen. Dave Scott, op-en-top perfectionist in zijn trainingsregime en iemand die echt niet vies is van een getalletje meer of minder, heeft de hartslagmeter voor zijn Hawaii-races afgezworen. You’ll see numbers you don’t want to see. En dan kan je ze maar beter niet op je netvlies krijgen.

Weer terug naar mijn sportverleden. Na dertien jaar triathlon was ik op het niveau gekomen dat ik Nederlandse titels kon winnen. Dan wil je ook naar Hawaii. Als prof natuurlijk, want dat hoort bij de status van Nederlands kampioen. Na een nauwgezette voorbereiding, waarbij de metingen niet van de lucht waren en alle getallen mijn fantastische fysieke conditie bevestigden, stond ik in mei 2003 aan de start van Ironman Brazilië. Een azuurblauw zee, zacht windje, 25 graden, Braziliaanse feestvreugde langs het parcours. In de vorm van m’n leven. Rond de tiende plaats kwam ik uit het water. Helemaal volgens planning. Met het fietsen schoof ik een paar plaatsen op en kwam in een groepje terecht dat plaats zes tot en met tien in de wedstrijd innam. Er waren zes prof slots, en er reden nog wat mensen voor me die zich al gekwalificeerd hadden. Alles leek perfect… behalve dat steeds sterker knagende gevoel dat het me helemaal niets zei. Het plezier en beleving was zoek. Het heeft me tientallen kilometers van twijfel gekost om te concluderen dat ik de reden waarom ik triathlon was gaan doen, namelijk plezier hebben en mijn passie uitleven, helemaal was kwijtgeraakt. Triathlon was verworden tot uren maken, metingen doen, tijden halen en doelen realiseren. De prijs was dat ik de beleving en de zingeving was kwijtgeraakt. Ik heb besloten uit te stappen: dit was niet waarom ik triathlon was gaan doen, en dit was niet de manier waarop ik m’n doel wilde realiseren.

De rest van dat jaar heb ik geen wedstrijden meer gedaan, alle meetapparatuur afgedaan, en ben gaan trainen als ik daar zin in had. Zo hard of langzaam als ik wilde, en zonder een vooraf bepaald aantal uren of kilometers. Het was alsof er een wereld voor me openging. Ik trainde meestal langer dan ik me thuis had voorgenomen, en ik voelde me niet meer gedwongen om telkens dezelfde rondjes te lopen omdat ik daar precies de kilometers wist te staan. Het jaar daarna ben ik weer wedstrijden gaan doen. Zonder trainingsschema’s, zonder hartslagmeters, zonder horloge, zonder snelheidsmeter. Op gevoel. En ik bleek hetzelfde niveau te halen als daarvoor, maar nu met plezier en beleving.

Naast de stopwatch, de hartslagmeter en de vermogensmeter is er tegenwoordig de iPod als ‘onmisbaar’ trainingsaccessoire. Daar hoorde ik pas mijn ervaringen van de waarde van het gevoel bevestigd. Brett Sutton, coach van onder anderen Chrissie Wellington, vertelde in een podcast dat hij zijn trainingen geeft zonder stopwatch. Hij vertrouwt op wat hij ziet, en niet op wat zijn horloge aangeeft, in het coachen van zijn atleten. De ene dag kan iemand 4.20 per kilometer aan op de lange duurloop, de andere dag kan dat wat harder of wat langzamer zijn. Zijn atleten moeten leren aanvoelen wat een bepaald tempo met hen doet, en wat ze in de training van vandaag aankunnen.

Er gingen twee lichtjes bij me branden. Het eerste richtte zich op de briljante Rotterdam-marathon van Luc Krotwaar in 2004. Hij finishte toen in 2.11.56 als zevende. Nog indrukwekkender dan de tijd en de positie was de manier waarop hij de wedstrijd liep. Hij droeg geen hartslagmeter of horloge. Bij de klokken die op de vijfkilometerposten stonden, keek hij weg. Hij wilde zijn gevoel niet laten beïnvloeden door een tijd. Tussen kilometer 20 en 25, bij het opgaan van de Erasmusbrug, liep hij aan de staart van een flinke groep, die het niet kon laten heuvelop door te trekken. Krotwaar liet de groep tien, twintig meter lopen. De commentatoren raakten in paniek. Krotwaar moest lossen! Je kon echter zien dat hij heel bewust zijn eigen tempo bleef lopen. In de afzink sloot hij weer aan, om in het vervolg van de wedstrijd de complete groep zijn hielen te laten zien en aan het eind de top tien binnen te lopen.

Het tweede lichtje brandt wat verder terug in de tijd. Tijdens mijn rondgang door het parc fermé in een Almere-editie eind jaren negentig bekeek ik het materiaal van de concurrentie. Op de stuurpen van een triatleet van mijn niveau zag ik een briefje geplakt. In keurig schoolschrift stond daar een schema, leidend tot een tijd die ver boven mijn inschatting ging. Als mijn concurrent deze tijd op de klok zou zetten, dan was ik kansloos. De volgende dag was de wedstrijd. Het waaide, regende, was koud en vies weer. Dat schema heeft precies anderhalf uur stand gehouden en is daarna door de omstandigheden aan flarden gescheurd. De atleet zelf ook trouwens, want die finishte ergens in het middenveld.

Chris McCormack onderschrijft ook de waarde van het gevoel. Zijn lakmoestest om te testen of hij in vorm is, is door, na aankomst in het wedstrijdhotel, een uur te gaan lopen. Zonder horloge, zonder hartslagmeter. Hoe dichter hij bij het uur terugkomt, hoe beter de vorm. Oftewel: hij ijkt zijn vorm op zijn gevoel van tijdsbeleving. Wattagemeters? Niet voor McCormack. Of je nu 200 of 400 Watt trapt: wat telt is wat je moet doen om de wedstrijd te winnen. Daarvoor moet je risico’s durven nemen en gebieden betreden waar je nooit geweest bent. Zowel Sutton als McCormack maken de rake opmerking dat, om te racen, je gevoel en instinct cruciaal zijn. Een triathlon is een wedstrijd waarbij je sterke momenten worden afgewisseld door moeilijke periodes. Sutton, die een achtergrond als profbokser heeft, zegt daarover: ‘Triathletes don’t know defense’. In een bokswedstrijd kan je nog zoveel punten voorstaan, maar één moment van onoplettendheid en je ligt knock-out. En andersom. Je moet weten te overleven en kunnen terugkomen. Aanvoelen wat het beslissende moment is. Dat moment aanvoelen, dat kunnen hartslagmeters gelukkig niet.

Hiermee wil ik niet zeggen dat meetapparatuur niet zijn waarde heeft. Zoals met zoveel zaken zal de waarheid ergens in het midden liggen. Mijn punt is dat getallen niet heiligmakend zijn, en tot dwangmatig gedrag kunnen leiden. We zijn allemaal op zoek naar bevestiging en vertrouwen, maar zoek dat niet in de getallen. Zeker in combinatie met de persoonlijkheidskenmerken van discipline en dwangmatigheid die zo typisch zijn voor veel duursporters kunnen de meters je wel eens eerder in de weg zitten dan helpen.
Puur sporten op het gevoel is ook niet voor iedereen weggelegd. Als je het type bent die af en toe behoefte aan bevestiging hebt voor je vorm, of beginnend sporter die tempogevoel moet leren, dan zijn meters nuttig. Weet er echter mee om te gaan, zodat je in de wedstrijd je hartslagmeter of wattagemeter als een van de indicatoren leert gebruiken. Maar niet per sé de meest belangrijke. Om je grenzen te overschrijden, zal je getallen moeten produceren die je misschien nooit hebt gezien. En het kan wel eens beter lukken als je die getallen tijdens je wedstrijd dan ook maar niet ziet. Je gevoel en je instinct zijn minstens zo belangrijk om het beste uit jezelf te halen.