Onze ‘jongens’ in Sydney

Dit jaar in Sydney was triathlon voor het eerst een onderdeel van de Olympische Spelen. Het openingsnummer zelfs. En de wereld kreeg een spectaculaire sport voorgeschoteld. Prachtige beelden van een uitstekend evenement, sportief en organisatorisch. Iedere vezel in mijn lijf zegt me dat triathlon een blijvertje is op de Spelen. En ondanks het feit dat het stayerwedstrijden waren, was het uitstekende promotie voor de triathlonsport in de hele wereld.

In de hele wereld? Niet helemaal. Diverse Nederlandse triathlon-insiders, dit keer hand in hand met de nieuwsmedia, veroordeelden in soms scherpe bewoordingen het optreden van de Nederlandse triathlon-equipe. Nederlanders zijn sterk in kankeren, en doen het met graagte als de gelegenheid zich voordoet. Nederlanders zijn uitstekende stuurlui – aan wal wel te verstaan.

Vooraf werden hoge verwachtingen gewekt over de kansen van met name Ingrid van Lubek, Wieke Hoogzaad en Erik van der Linden. Aansprekende resultaten bleven echter uit. De Nederlandse dames finishten ergens in de middenmoot, de Nederlandse heren zelfs in de achterhoede. Logisch dat men teleurgesteld is. Verwachtingen zijn niet uitgekomen. What can I say? Sport is hard en onvoorspelbaar, zo is maar eens te meer gebleken.

De resultaten en de manier waarop met name Erik van der Linden en Dennis Looze (wandelend) over de finish kwamen, waren anti-reclame voor de Nederlandse triathlonsport, althans zo beweren de kritikasters. Sterker nog, volgens sommigen hebben zij daarmee zelfs schade toegebracht aan de triathlonsport in Nederland! Weggegooid geld, die miljoenen die nu aan de begeleiding zijn opgegaan. Alsof je met veel geld resultaat kan afdwingen. Gelukkig niet, het is en blijft sport.

Heeft de triathlonsport in Nederland nu inderdaad last van deze ‘anti-reclame’ of is haar zelfs schade toegebracht? Ik denk het niet of nauwelijks. Het effect zal in ieder geval gering zijn. De media hebben maandag even stoom afgeblazen, en daar blijft het waarschijnlijk bij. Nederland gaat weer over tot de orde van de dag, en triathlon is – zoals het was – weer een kleine sport in de marge. Morgen bengt weer nieuwe kansen. Net als voorheen zullen we er onze schouders eronder moeten blijven zetten.

Omgekeerd vraag ik me af of er wèl een positieve impuls voor de Nederlandse triathlonsport zou zijn geweest als onze heren, zeg, twintig plaatsen hoger waren geëindigd? Ik denk het evenmin. Er zou dan hooguit minder discussie zijn over de vraag of ze al dan niet hun best gedaan hebben, maar het zouden evenmin resultaten zijn die nationaal (buiten de triathlonliefhebbers zelf) ook maar enigszins zouden aanspreken. Alleen èchte topprestaties van de Nederlanders, podiumplaatsen of top-tien noteringen, zouden iets betekend kunnen hebben. Alles daarbuiten zou voor de gemiddelde sportkijker in Nederland, en voor de gemiddelde sportjournalist, niet aansprekend genoeg zijn geweest.

En laten we wel zijn, zouden dergelijke topprestaties erin hebben gezeten? Tja, misschien wel, als enkelen hun dag hadden gehad. Maar om onze jongens (en meiden) in Sydney de schuld van te geven van het huidige resultaat, is niet terecht. Zij hebben hun best gedaan, maar hadden de omstandigheden tegen. Omstandigheden binnen of buiten zichzelf. Op een evenement als de Spelen is de strijd op het scherpst van de snede, dat moeten we niet vergeten. En dat geldt dest te sterker omdat dit de primeur was. De hele mondiale triathlontop was gebrand op een goede prestatie hier. Als voor een atleet op dat moment niet alles op zijn plaats valt en alles meezit, dan is een goed resultaat al verkeken. Laten we ook niet vergeten dat ook diverse andere wereldtoppers in meer of mindere mate door het ijs zijn gezakt. Rob, Erik, Dennis, Wieke, Ingrid en Silvia hebben gestreden voor wat ze waard zijn, daar ben ik van overtuigd. We hebben onze beste mensen gestuurd. Dat hun best evenwel niet goed genoeg was, is te betreuren, maar ook dat is sport.