Praatje, plaatje, daadje. Zo luidt de formule van de trainer bij het aanleren van nieuwe vaardigheden. Een logische volgorde van stappen waarbij het kwartje vaak valt bij stap twee: het visualiseren. Het beeld zegt meer dan duizend woorden, maar zegt het laten zien van het goede voorbeeld wel genoeg? Bij het zwemmen blijkt dit van niet.
Wat maakt zwemmen technisch gezien de moeilijkste van de drie triathlononderdelen? De zwembeweging vraagt om grote coördinatieve vaardigheden, waarbij zowel armen als benen tegelijk dienen te worden aangestuurd, en het lichaam in balans gehouden moet worden. De beweging moet worden uitgevoerd in het water, een vloeibare materie. Tijdens het zwemmen wordt water verplaatst, wat de cöordinatie tijdens het zwemmen nog eens extra bemoeilijkt. Hier komt nog eens bij dat er bewust een handeling moet worden uitgevoerd die we op het droge overwegend onbewust uitvoeren: ademhalen.
Dit alles maakt het erg moeilijk om je bewust te worden van wat je nu precies doet tijdens het zwemmen en je daar een goed beeld van te vormen. In tegenstelling tot het bewegen op het droge, waar men een vast referentiepunt heeft (grond) is de zwemmer zich vaak niet bewust van wat hij doet of er bestaat een afwijkende perceptie: Zo kan een zwemmer denken zijn hand netjes voor de schouder in het water te steken, terwijl deze in werkelijkheid ver over de denkbeeldige “middenlijn” in het water verdwijnt.
Een technisch ideaalplaatje in een trainingsboek of videobeelden van toppers zijn heel leerzaam, maar niet voldoende. Het gaat er ten slotte om te weten hoe je zelf zwemt. Minstens net zo belangrijk is dus het visueel maken van de eigen uitvoering van de zwemslag. Door dit beeld te vergelijken van het goede voorbeeld wordt men meer bewust van de eigen uitvoering en waar men precies naar toe moet werken om de techniek te verbeteren. Video-opnames van de eigen zwemslag en een analyse hierop met concrete verbeterpunten kunnen daarin enorm helpen. Alle topzwemmers werken op deze manier, en ook steeds meer triatleten laten zich tijdens een training filmen. Daarmee ben je er nog niet: de beelden dienen geanalyseerd te worden en vertaald naar specifieke aanwijzingen om de techniek te verbeteren.
De basis voor een goede video-analyse zijn goede beelden. Dat kan bijvoorbeeld in het het Pieter van den Hoogenband zwemstadion te Eindhoven, dat is uitgerust met een ‘analysebad’. Door zwemmers door de opnamestraat te laten zwemmen, worden men door zes onderwatercamera’s vanuit alle relevante hoeken gefilmd. De beelden worden naderhand geanalyseerd en vergeleken met een zwemmer van Olympisch niveau. Als je van jezelf een video-opname laat maken, laat jezelf dan altijd van ten minste drie hoeken filmen (linkerzijde, rechterzijde, en frontaal), en als het even kan onder water. Daar gebeurt het tenslotte. Dit geeft een stuk meer inzicht dan alleen een filmpje boven water.
De borstcrawl is een complexe slag. Door de zwembeweging onder te verdelen in afzonderlijke elementen wordt een duidelijk beeld verkregen van de verschillende fases, en kan per fase worden aangegeven wat men goed doet en waar de verbeterpunten liggen.
Er worden vijf basiselementen onderscheiden. Eerst wordt de algemene ligging beoordeeld. Hoe ligt de zwemmer in het water: aan, op of onder de wateroppervlakte? Ligt men recht op het water of zakken de benen? Vervolgens wordt de beenslag geanalyseerd, als derde de insteek en de catch van de armslag, als vierde de stuwfase en als vijfde de ademhalingstechniek. Vervolgens kan je per basiselement de positieve punten en de verbeterpunten aangeven.
Op basis van de analyse kan je een plan van aanpak opstellen ter verbetering van de slag. Hierbij wordt stap voor stap gewerkt: eerst wordt het grootste verbeterpunt aangepakt, daarna het volgende verbeterpunt, en zo verder. Op deze manier kan voor iedere zwemmer zijn/haar eigen trainingsprioriteiten worden bepaald ter verbetering van de zwemslag.
Voor elk onderdeel van de borstcrawl zijn er techniekoefeningen. Daarvoor kan je terecht bij je zwemtrainer, of op internet. Een andere effectieve optie is om een techniekclinic of een cursus bij te wonen die wordt gecombineerd met een videoanalyse. Zo kunnen de deelnemers putten uit een reeks oefeningen om aan de specifieke persoonlijke verbeterpunten te kunnen werken. Daarmee is de circel rond: van het praatje naar het plaatje en ten slotte het ‘daadje’.
Vanuit het Nationale zwembolwerk in Eindhoven is er onlangs een organisatie opgericht die hoogwaardige zwemanalyses combineert clinics voor de breedtesport: www.SwimExpertise.com. Deze organisatie richt zich voornamelijk op de zwemsport, maar zal ook regelmatig clinics voor triatleten gaan organiseren.
De eerste clinic wordt georganiseerd in samenwerking met Tri-Experience en vindt plaats op 6 oktober in zwemcentrum de Tongelreep in Eindhoven. De kosten bedragen 95 euro per persoon. Inschrijven kan via de website van Tri-Experience.
Hoi Jetse,
Ja dit wordt gedaan. De zwemmer/ster moet dan wel de kennis hebben om te zien wat hij of zij fout doet. Daarnaast kan je al zwemmende niet alle details zien en niet alles tegelijkertijd. Ook zie je de uitvoering maar vanuit 1 perspectief. Daarnaast zijn goede spiegelplaten toch wel erg duur. Spiegelplaten worden met name gebruikt om een specifiek onderdeel van de armslag te verbeteren, meestal de insteek en het strek/glijmoment en de stuwbaan in het horizontale vlak. Wil je een volledig beeld verkrijgen van je zwemtechniek is een video analyse toch onontbeerlijk.
Ben benieuwd hoe het zou werken om een spiegel op de bodem van het zwembad te hebben. Volgens mij zou je veel van je eigen fouten dan aardig kunnen zien. Daarnaast is het directe, lowtech en minder arbeidsintensieve methode, in vergelijking met het maken van opnames. Is hier wel eens mee geexperimenteerd?
In de categorie advertorial..